Foto: Sahar Khosravi

Of ben ik toch een beeldhouwer die schildert? Kunstenaar Yannick Ganseman stelt zich luidop de vraag. Zijn werk bestaat uit intieme taferelen, stillevens, portretten en landschappen in olieverf en keramiek, zowel sculpturen als schilderijen. Nog tot 17 september loopt ‘Wolken boven Brussel (Nuages)’, zijn eerste solotentoonstelling in Brussel.

Elke keer opnieuw overvallen me de woorden van Julian Barnes in het essay ‘Hm, Hé, Ha: kunst en woorden’. Daarin poneert de auteur dat kunst en woorden in zoverre natuurlijke metgezellen zijn dat we niet voor een kunstwerk kunnen staan zonder vrijwel onmiddellijk onze toevlucht te nemen tot woorden. Vaak gaat het om het soort woorden dat de kunstenaar niet kon hebben voorzien of zou hebben gewaardeerd.

Daarom neem ik liever mijn toevlucht tot vragen. Hoe zie je jezelf als kunstenaar?

Yannick: ‘Ik ben een beeldhouwer die schildert en een schilder die beeldhouwt. Dat is eigenlijk de essentie. Ik ben opgeleid als tekenaar aan de Academie van Leuven. Via tekeningen ben ik dan bij de schilder- en beeldhouwkunst beland. Zowat tien jaar geleden werkte ik naar bekende voorbeelden van zowel oude meesters als hedendaagse kunstenaars. Maar ook al waren de werken technisch in orde, toch voelde ik dat er iets ontbrak. In die periode maakte ik kennis met het werk van Tintoretto, die kleine schaalmodellen maakte van zijn schilderijen. Ik besloot in zijn voetsporen te treden. Die maquettes leidden tot zelfstandige sculpturen.

Veel van mijn werken zijn bas-reliëfs, 3D-werken die aan een muur horen. Deze extra dimensie, hoe beperkt ook, laten voor mij het plaatje kloppen. Vanaf het moment dat ik het gevoel krijg dat ik een materiaalsoort, thema of manier van werken onder de knie heb, ga ik op zoek naar een nieuwe uitdaging. Ik maak wel vaak series waarbij ik een onderwerp vanuit verschillende invalshoeken benader. Maar ik durf toegeven dat ik me snel verveel als ik denk een materiaal volledig te kennen.

Betekent dat dat je snel werkt?

Ja en neen. Ik heb een lange aanloop nodig. De voorbereiding van de verschillende materialen zoals hout, piepschuim en kleurenpalet, de behandeling van de drager duurt soms vijf keer langer dan het maken van het werk zelf. Dus, het is moeilijk te zeggen. Als ik twaalf werken per jaar maak, dan is het veel. Meestal zit ik rond de acht à tien.'

Je hanteert een opvallend kleurenpalet. Je lijkt vooral aangetrokken tot vrolijke kleuren.

Ik heb nooit kleurenleer gehad. De kennis die ik heb opgedaan, haalde ik uit boeken en uit trial-and-error. Ik heb veel geleerd door te kijken naar het werk van kunstenaars als Edward Kienholz, of Donatello. Dichter bij huis raakte ik geïnspireerd door de schildertoetsen van Walter Swennen, Luc Tuymans, Raoul De Keyser, Jean Brusselmans... Hoe een kunstenaar omgaat met kleurcontrasten, bepaalt het unieke van zijn werk. Laat kunstenaars een kopje koffie schilderen en aan de penseelvoering en het kleurenpalet zal je hen herkennen.'

Foto: Sahar Khosravi

Welke thema’s passen in je werk de revue?

Ik heb ondervonden dat onderwerpen die me nauw aan het hart liggen, zoals klimaatopwarming, soms artistiek niet altijd even sterk resultaat opleveren. Ik behandel thema’s die vooral artistiek dicht bij mij staan. Het blauw en groen in mijn werk verwijst naar het typisch Vlaamse landschap. Van het landschap als thema is het een kleine stap naar dieren. Vandaar bijvoorbeeld dit bas-reliëf. (Yannick toont een werk met een wolf in een typisch Belgisch boslandschap). He is enerzijds een momentopname van een van de wolven die in Limburg opdook, maar tegelijk toont het een dier dat opduikt in mythes, sagen en sprookjes. Ik probeer in het werk zowel de hysterie als de alledaagsheid van zijn terugkeer in ons Vlaamse landschap te vatten.

Van april tot september loopt in Brussel je project ‘Wolken boven Brussel’, omschreven als ‘een evoluerende en participatieve aanpak van een onweersbui boven Brussel’. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Het project voor CENTRALE | lab is ontstaan uit de vraag om werk ‘binnen’ om te zetten in werk ‘buiten’. Ik kijk er naar uit, want het is niet alleen mijn eerste solotentoonstelling in Brussel, maar ook mijn eerste project in de publieke ruimte. We hangen een aantal bas-reliëfs op aan de buitenmuren van de Centrale en kijken hoe het publiek fysiek op het werk reageert. Mijn grootste teleurstelling zou zijn dat we de werken na een aantal weken opnieuw binnenhalen en dat ze er nog steeds perfect uitzien (lacht).'

Duurzaam materiaal is belangrijk om je werk buiten te presenteren. Een logische stap dat je nu een kunstenaarsresidentie volgt in het Europees Keramisch Werkcentrum?

De materialen waar ik momenteel mee werk zijn inderdaad niet goed geschikt voor de weersomstandigheden van de publieke ruimte. Keramiek zou eventueel een antwoord kunnen zijn om meer naar buiten toe te treden. Maar niet alle keramiek is geschikt voor buiten. Als het vriest kan het barsten.

Als we dan even mogen dromen: wat is voor jou de ideale locatie of toonplek voor je werk?

Lichtinval is voor mij heel belangrijk. Nu ja, die is meestal wel aanwezig in de meeste musea. Maar als ik dan toch even mag dromen, dan zie ik mijn werk in perfecte harmonie met de architectuur van Tadao Ando op het Japanse eiland Naoshima. Maar hier om de hoek is WIELS ook een prima alternatief.’

Foto: Sahar Khosravi

Yannick Ganseman

°1984

Heeft een atelier in Brussel.

Maakt schilderijen en sculpturen, met focus op land­schap­pen in bas-reli­ëf en (zelf)portretten.

Auteur
Yves Joris