Op de cover van Kunstletters staat een werk waarin het heerlijk schuilen moet zijn. Lore Rabaut vertelt over dit intieme beeld dat ze een vorm van 'architecture parlante' noemt.
Lore: ‘Wat is ruimte? Die vraag ligt al heel lang aan de basis van mijn werk. Vanuit die vraag vertrekt eigenlijk alles. Ik begon het concept ruimte te onderzoeken. Eerst conceptueel, daarna filosofisch en geschiedkundig.
Het werk op de cover is opgebouwd met houtsnippers die overbleven na het draaien van hout. Het roept een bepaalde intimiteit op. Ik zie mijn werk als een ‘Architecture Parlante’, architectuur die de functie van een gebouw zichtbaar maakt. Hoewel mijn werk niet over de letterlijke, realistische functie van een gebouw gaat. Het bekijkt de emotionele, mentale en fysieke relatie tussen ons en de materialen, vormen, verhoudingen die ruimtes en architectuur kunnen worden. Vanuit filosofisch standpunt zou je mijn werk als een soort onderzoek naar de fenomenologie van het wonen kunnen noemen.
Vorig jaar op reis in de Jura leerde ik het werk van Claude-Nicolas Ledoux beter kennen. Hij was een 18e eeuwse architect die met Architecture Parlante bezig was. Toevallig of niet: dit werk, al ontstond het voor ik op reis vertrok, lijkt erg op een nooit uitgevoerd ontwerp van hem (‘Maison des Gardes Agricoles’).
De laatste jaren grijp ik steeds meer naar traditionele technieken, op zoek naar nieuwe manieren om vormen te creëren. Ik experimenteer, leer ze mezelf aan en combineer verschillende technieken. Zo verken ik bijvoorbeeld mozaïek, haken, borduren, weven, houtdraaien en startte ik met een stevige cursus keramiek. Dat vraagt veel geduld. Maar ook moed, want er kruipt veel tijd in en het kan mislukken. De vraag is: hoe ver durf je daarin gaan? Het is durven experimenteren, als een kind in een speelgoedwinkel maar met het volwassen besef van het belang en ernst van dit ‘spel’. Mislukken en falen – al noem ik het liever proberen - worden alsmaar meer onderdeel van mijn werk. Het zijn telkens sprongetjes in het heerlijk onbekende.
Dit soort technieken kwamen eigenlijk niet aan bod in mijn opleiding beeldhouwkunst, en werden eigenlijk ook lang naar de achtergrond geschoven in de beeldende kunst. Met traditionele technieken werken vraagt aandacht en rust. Liefde voor bepaalde handelingen. Er sluipt door deze manier van werken meer tactiliteit in mijn werk. Daar hangen ook geuren en kleuren aan vast.
Eigenlijk gaat mijn werkproces ontzettend traag. Ik werk heel veel, ik maak veel. Maar ik laat het ook rusten. Ik bouw telkens verder op wat er ligt in mijn atelier. Vanuit mijn buikgevoel. Vroeger was ik veel strenger voor mezelf, nu wacht ik gewoon tot het goed zit. Zo’n manier van werken is ook loslaten: soms komt het, soms niet.
Met dit werk, dat zich nu enkele jaren aan het ontwikkelen is, ben ik nog maar amper naar buiten gekomen. Ik toonde in juni een kleine selectie werken voor het eerst tijdens een expo in Knokke.
Vorig jaar brandde mijn atelier af (haar atelier huisde in een ateliergebouw van NUCLEO in het Gentse Begijnhof, waar in november 2021 een zware brand uitbrak). Dat had een enorme impact. Ik wilde wel blijven creëren. Dus is veel werk is aan de keukentafel ontstaan. Maar het was heel confronterend: de ruimte die ik volledig naar mijn werk en noden had ingericht, was er ineens niet meer. Het leerde me om het belang van de keukentafel opnieuw te waarderen.’
°1983
Woont en werkt in Gent.
Studeerde architectuur (Sint-Lucas Gent), Vrije Beeldende Kunsten (KASK Gent) en Scenografie (Popok Antwerpen).